Aalscholver

Aalscholver

Aalscholver

De aalscholver zie je vaak hoog op een lantaarnpaal zitten met gespreide vleugels. Op die manier drogen ze hun vleugels. Een gitzwarte vogel met een lange snavel die een uitstekende visvanger is.

Direct naar de informatie die je zoekt:

aalscholver gespreide vleugels

Uiterlijk van de aalscholver

De aalscholver is een grote vogel die tot wel 1 meter lang kan worden. Zijn spanwijdte kan oplopen tot bijna 1,5 meter. Zijn donkere verendek in combinatie met die lange snavel waar een haak aan zit, maakt dat het een indrukwekkende vogel is als je hem van dichtbij ziet.

Als je de veren van dichtbij bekijkt, zie je dat ze donkergroen zijn voorzien van een zwart randje. In het voorjaar krijgt de aalscholver witte veren op zijn wangen, dijen en in de nek. De keel kleurt dan geel. Die kleuren verdwijnen weer na het broedseizoen.

aalscholver in de zomer

Wat eet de aalscholver en hoe komt hij aan zijn voer?

De aalscholver eet zo’n 500 gram vis per dag.  Hij jaagt op alle soorten vis die hij maar kan vinden. Tijdens de broedperiode vangt een aalscholver zo’n kilo vis per dag om zichzelf en zijn jongen te voeden.

Het is een uitstekende duiker. Daar waar de meeste watervogels een goed drijfvermogen hebben, wordt de aalscholver echt drijfnat als hij het water in duikt. Hierdoor wordt hij zwaar en kan hij diep in het water komen en langere tijd achter zijn prooi aan zwemmen.

Eenmaal uit het water vliegt hij naar een veilige hogere plek waar hij zijn vleugels laat drogen aan de lucht en zon.

Broedseizoen

De aalscholver kent een lang broedseizoen: deze begint vaak al in december en gaat door tot in juni. Vaak broeden ze in kolonies in de buurt van visrijk water. Hoog in bomen maar soms ook op de grond. Bomen hebben vaak te lijden van grotere broedkolonies door alle uitwerpselen.

Het vrouwtje wordt aangetrokken door de witte veren op de dijen van het mannetje. Een vrouwtje legt 3 tot 4 eieren per keer (2e leg rond april/mei, vaak wat minder eieren). Het duurt zo’n 27-31 dagen voordat de eieren uitkomen en daarna nog zo’n 50 dagen voordat de jongen uitvliegen.

Beide ouders voeden de jongen. Ze braken hierbij de halfverteerde resten vis op.

aalscholvers op het nest

Typisch een aalscholver

De aalscholver wordt ook wel een scholver, scholverd, waterraaf, koolgans of schollevaar genoegd. Schollevaar is niet alleen een ander woord maar ook een anagram.

Spanwijdte: 1,5 meter
Gewicht: tussen de 2,5 en 3,5 kilo
Lengte: 1 meter
Nestgedrag: nestblijver
Winter: standvogel. Alleen bij hele koude winters vertrekt de aalscholver richting het zuiden tot aan Middellandse Zee.

Help de aalscholver

De aalscholver is een goede visser die niet geholpen hoeft te worden. Hij heeft vooral last van een slechte kwaliteit van het water waar vissen door overlijden. Soms laait een discussie op van vissers: de aalscholver is een gedegen concurrent qua visvangst.

Wet en regelgeving

De aalscholver is een beschermde inheemse diersoort.

Waar komt de aalscholver voor?

De aalscholver komt voor waar er vis te vinden is, zowel bij zout als zoetwater. We zien hem steeds vaker bij sloten in het binnenland.

Verspreiding aalscholvers over Nederland

Ekster

Ekster

Ekster

Een makkelijk ter herkennen vogel met zijn zwart met witte uiterlijk, lange staart en zijn typische harde kreten. De ekster komt door heel Nederland voor en is een regelmatige bezoeker van tuin en balkon (daar waar eten valt te halen).

Direct naar de informatie die je zoekt:

Uiterlijk van de ekster

De ekster kan van kop tot en met staart zo’n 50 cm lang worden. De poten en snavel zijn zwart. Kop, nek en borst zijn glanzend zwart met een groene of blauwe gloed. De buik en schouders zijn spierwit. Als de ekster gaat zitten dan tilt hij direct zijn lange staart van de grond.

Ekster met staart omhoog

Qua geluid gaat het van hard krassen tot schorre geluiden. Eksters kunnen geluiden imiteren, het zijn ontzettend slimme dieren.

Wat eet de ekster en hoe komt hij aan zijn voer?

De ekster eet bijna alles. Zijn basis maaltijd bestaat uit insecten, maar hij vult deze graag aan met jonge vogels, eieren, kleine zoogdieren. Verder zie je vaak eksters ’s morgens op wegen zitten: daar eten ze van doodgereden dieren. In de stad zie je steeds vaker dat eksters brutaler worden; ze pikken vuilniszakken kapot op zoek naar etensrestjes.

Eksters zoeken hun eten bijna altijd op de grond. Ook zitten ze vaak op koeien en schapen, op zoek naar wat parasieten.

eten ekster

Broedseizoen

Eksters zijn monogaam en blijven meerdere broedseizoenen bij elkaar. Al in januari start het stel met de bouw van hun nesten. Ze bouwen meerdere nesten om mogelijke vijanden af te leiden. De nesten worden vaak hoog in de bomen gebouwd in de vork van een stevige tak. Ze kunnen wel 75 cm breed worden en zijn vaak voorzien van een afdakje, om uit het zicht te blijven van roofvogels.

Het vrouwtje legt rond/in april haar eieren. Het zijn er vaak tussen de vijf en acht eieren. Ze legt elke dag maar één ei, hierdoor komen de eieren ook in ongeveer een week tijd uit. Het oudste jong heeft vaak het meeste geluk dat het al eerder eten krijgt en dat niet hoeft te delen. Het uitbroeden duurt zo’n drie weken. De tijd dat het vrouwtje op het nest zit, wordt ze gevoed door het mannetje.

De jongen worden kaal en blind geboren, het zijn nestblijvers. Na ongeveer 27 dagen vliegen de kleintjes uit. Dit is de periode dat ze vaak gevonden worden op de grond. Ze zijn dan nog te klein (of onhandig) om goed te kunnen vliegen. De ouders blijven ze nog in de gaten houden en voeren. Zittend op de grond worden ze vaak ten onrechte meegenomen óf worden ze gepakt door roofvogels of katten.

   

Typisch voor een ekster

Er wordt beweerd dat eksters glimmende voorwerken pikken. Dat is niet waar, hoewel ze wel nieuwsgierig en onderzoekend zijn. Als ze iets zien glimmen dan gaan ze wel kijken wat het is. Maar ze zijn eerder angstig voor vreemde objecten.

Een ekster kan kleine sprongetjes zijwaarts maken, met de vleugels iets open gespreid. Dit doet hij vooral als hij eten ziet of achterna zit en als hij iets interessants ziet.

Een ekster wordt in Europa vaak beschouwd als een ongeluksvogel. Zo werd geloofd dat als je meerdere ekster bij elkaar zag die meer herrie maakten dan normaal, er een ramp zou volgen (oorlog). In Azië wordt de ekster als een vogel gezien die geluk brengt. 

Spanwijdte: 52-62 cm.
Gewicht: vrouw 180-210 gram. Man 210-270 gram.
Lengte: 44-46 cm.
Nestgedrag: nestblijver
Winter: standvogel. Blijft vaak binnen een gebied van 25 km.

Help de ekster

De ekster die honger heeft, zal alles eten: ook brood, patat en andere ongezonde dingen. Wil je de ekster bijvoeren, koop dan speciaal vogelvoer. Dit voer bestaat uit een mix van granen (tarwe, mais, boekweit), zaden (zonnebloempitten, wilde zaden, witte gierst) en noten (pinda’s).
Een schaaltje met vers water is zeer belangrijk in hete en droge periodes.

Wet en regelgeving

De ekster is een beschermde inheemse diersoort.

Waar komt de ekster voor?

De ekster komt in heel Nederland voor.

Gierzwaluw

Gierzwaluw

Gierzwaluw

Met zijn bijna prehistorische uiterlijk is de gierzwaluw een bijzondere vogel. Hij doet (bijna) alles vliegend, zelfs slapen. De gierzwaluw behoort, ondanks zijn naam, niet tot de zwaluwenfamilie zoals de boeren- en huiszwaluw. Hij komt uit de familie van de gierzwaluwachtigen, hij is hiermee sterker verwant aan de kolibries dan aan de zwaluwen.

Direct naar de informatie die je zoekt:

Uiterlijk van de gierzwaluw

De gierzwaluw is maar een kleine vogel met zijn lengte van rond de 17 centimeter en spanwijdte van 40 centimeter. Een volwassen vogel weegt gemiddeld 46 gram. Er is qua uiterlijk tussen het vrouwtje en mannetje geen verschil te zien. De veren zijn zwart, de kin en keel wittig. De vleugels hebben een blauwe gloed. De jonkies zijn bruiner van kleur. De staart kan bij hoge snelheden tot een punt wordt gedraaid waardoor hij nóg hogere snelheden kan bereiken met vliegen.

De snavel is vrij klein, maar kan ontzettend ver geopend worden. Op die manier kunnen de jongen hun bal met voer goed aanpakken. De ogen liggen diep verzonken zodat ze niet beschadigen als ze door een zwerm insecten vliegen.

De wetenschappelijke naam van de gierzwaluw (Apus apus) komt van het Oud-Griekse woord apous, wat ‘zonder voeten’ betekent. Een gierzwaluw heeft zeer korte pootjes waar je hem ook niet op ziet staan. Zichzelf afzetten om daarmee te gaan vliegen doet de gierzwaluw daarom ook met zijn vleugels.

 

gierzwaluw

Wat eet de gierzwaluw en hoe komt hij aan zijn voer?

Insecten, echt heel veel insecten, eet de gierzwaluw. Tot wel 15.000 per dag. Dit zijn vooral vliegen, muggen, bijen, wespen, vliegende mieren en kevertjes. En een spinnetje dat toevallig voorbij komt in zijn web wordt ook uit de lucht geplukt. De insecten worden hoog in de lucht gepakt. De gierzwaluw vliegt met 40 km per uur en wisselt de hele tijd snel van koers, daarbij pikt hij de insecten stuk voor stuk uit de lucht.

Als het koud is en/of er vliegen weinig insecten rond, dan kan een jonge gierzwaluw in een soort winterslaap komen. Zijn hart en ademhaling worden dan verlaagd en zijn temperatuur kan van 38 graden terugzakken naar 21 graden. Op die manier kunnen ze een paar dagen zonder eten, terwijl pa en ma verder weg vliegen op zoek naar eten.

Jongen worden door zowel de vader als de moeder gevoerd. De ouders vliegen rond om insectjes te vangen en geven dit eten in een balletje aan hun jongen. Zo’n balletje bestaat uit 300-500 insecten en is lekker smeuïg gemaakt met speeksel. De jongen krijgen tot zo’n 20 balletjes per dag. Daarom is het maar goed dat hun snavel zo ver open kan!

De reden dat de gierzwaluw al vroeg weer vertrekt richting het zuiden is omdat op de (hoge) hoogte waarop ze vliegen dan nog voldoende insecten vliegen. Wat later in het seizoen zijn die insecten verdwenen.

Broedseizoen

Gierzwaluwen zijn maar drie maanden van het jaar in Nederland (eind april/begin mei tot en met begin augustus). Hij wordt daarom ook wel de “honderd-dagen-vogel” genoemd. Na het broedseizoen vliegen alle gierzwaluwen naar Afrika.

De paring vindt plaats op de plek waar ze hun nest bouwen (onder een dakgoot, dakpan, achter een regenpijp of een gat in de muur) óf vliegend in de lucht, wat bijna geen enkele vogel hem na doet. Gierzwaluwen krijgen 2 à 3 eieren, zowel het mannetje als vrouwtje broeden om de beurt. Na zo’n 18-20 dagen komen de eieren uit. De jongen worden door beide ouders gevoerd.

In de smalle nestruimte kan het behoorlijk warm worden, dit trekt vaak veel parasieten aan waaronder de gierzwaluwluisvlieg.

Na zo’n 40 dagen vliegen de jongen uit. Omdat ze in de krappe ruimte van hun nest geen ruimte hebben om te oefenen met fladderen, doen de jongen een soort opdruk-oefeningen: met hun vleugels/schouders drukken ze zich op en oefenen zo hun spieren. Zodra ze uitvliegen gaan ze direct in een rechte lijn, richting Afrika.

Gierzwaluwen zijn erg gehecht aan hun woonomgeving: (bijna) elk jaar komen ze weer terug op dezelfde plek om te broeden. Ook de jongen, die maar kort op hun nest zijn geweest en direct uitvliegen, komen naar hun ‘ouderlijk huis’ terug elk jaar om zelf een nestje te bouwen.

Typisch voor een gierzwaluw

De gierzwaluw vliegt 99% van zijn tijd. Het is een van de zeer weinige vogels die altijd in de lucht is. Hij doet alles vliegend, ook slapen. Dit doet hij door de helft van zijn hersenen uit te schakelen waarmee hij slaapt terwijl de andere hersenhelft nog verder kan vliegen.

Het is een snelle vlieger: hij kan snelheden bereiken van 120 km/uur en in een duikvlucht zelfs snelheden van meer dan 200 kilometer per uur.

Spanwijdte: 40 cm.
Gewicht: 46 gram
Lengte: 17 cm.
Nestgedrag: nestblijver
Winter: trekvogel

De gierzwaluw vliegt lange afstanden naar Afrika. De Nederlandse gierzwaluwen vliegen door naar Congo en zelfs naar Mozambique. Onderstaand kaartje laat de vluchtroutes zien.

Help de gierzwaluw

Omdat er steeds minder broedplekken zijn help je de gierzwaluw door het ophangen van een broedkast. Kijk voor meer informatie op de website van de Gierzwaluwbescherming Nederland. 

De gierzwaluw kent weinig vijanden omdat hij zo ontzettend snel kan vliegen. In de lucht kan hij soms gepakt worden door een roofvogel en op de grond/in zijn nestruimte door een kat of rat (vooral de jongen).

Soms maakt een gierzwaluw een rare manoeuvre waardoor hij op de grond belandt. Het beste help je hem door op een vlakke hand te leggen, hoog in de lucht, en hem vanaf je hand weg te laten vliegen. Gooi hem vooral niet in de lucht! Want als hij niet kan vliegen dan maakt hij een harde smak op de grond. Vliegt hij niet weg, dan is er wat aan de hand en kun je de gierzwaluw het beste (laten) brengen naar een wild/vogelopvang.

Kom je een gierzwaluw half/eind augustus tegen? Dan is dat waarschijnlijk een dier in nood, die niet richting Afrika af kon reizen. Bel dan voor overleg met een wild/vogelopvang in de regio of de dierenambulance.

Wet en regelgeving

De gierzwaluw is een beschermde inheemse diersoort.

Waar komt de gierzwaluw voor?

De gierzwaluw komt (van april/mei tot en met augustus) in heel Nederland voor.

Huismus

Huismus

Huismus

Ons bekendste vogeltje is op de RodeLijst beland. Dit komt omdat de afgelopen decennia het aantal huismussen met meer dan 50% is afgenomen.

Direct naar de informatie die je zoekt:

Uiterlijk van de huismus

De huismus is  zo’n 16 centimeter lang en weegt 24 tot 40 gram. Het verschil tussen het mannetje en vrouwtje is vrij goed zichtbaar: het mannetje heeft een grijze pet en wangen, een zwarte keel en borst, een zwart masker met een kleine witte stip achter het oog en een brede witte streep over zijn vleugels en een zwarte snavel. Hoe meer zwart op de borst, hoe dominanter het mannetje is in de rangorde.

Het vrouwtje heeft minder opvallende kleuren. Ze heeft een lichte streep achter haar ogen en is verder bruin/grijs gekleurd, ook haar snavel is licht van kleur.

Wat eet de huismus en hoe komt hij aan zijn voer?

De huismus is aangepast aan het leven in de stad: hij eet wat beschikbaar is. Het zijn vooral graan- en onkruidzadeneters. Granen als haver, tarwe en gerst hebben de voorkeur en voor het verteren eten ze vaak grit (kleine steentjes). Ze houden ook van variatie want ze eten ook bladeren van planten, pinda’s en fruit (bessen, appel). Jonge huismussen worden door de ouders gevoerd met insecten zoals bladluizen, vliegen en muggen.

Broedseizoen

Een mannetjes huismus start al in januari met het zoeken naar een plekje voor zijn nest. Hij zet dan, vrij slordig, een nest in elkaar en gaat vervolgens een vrouwtje lokken. Dit doet hij o.a. door in het nest te gaan zitten en geluidjes te laten horen van jonge huismussen. Heeft hij een vrouwtje aangetrokken, dan bouwen ze samen het nest af.

Het vrouwtje legt 4 tot 6 eieren die na 12 dagen broeden uitkomen. De jongen (nestblijvers) zijn dan nog naakt en blind en wegen slechts 3 gram. Ze worden door beide ouders gevoerd met insectjes. Afhankelijk van hoeveel insecten er zijn wordt er langer doorgegaan met het voeren van insecten. De jongen zijn dan groter en sterker. Als er weinig insecten te vinden zijn, dan krijgen de kleintjes al eerder plantaardig voer van hun ouders.

Na zo’n 14-17 dagen vliegen de jongen al uit. Ze worden dan nog wel een week of twee bijgevoerd door hun ouders. Het beeld van een groot jong wat met opengesperde bek om eten zit te bedelen is een bekend beeld. De ouders stoppen met bijvoeren zodra de snavels van de kleintjes hard genoeg zijn om zaden mee te pellen.

Per jaar worden er 2 tot 3 legsels grootgebracht, de broedperiode loopt door tot en met augustus.

Typisch voor een huismus

De huismus is een standvogel. Ze leven vaak in groepjes bij elkaar en doen zoveel mogelijk samen: eten, drinken en badderen. Zo kunnen ze op elkaar en de omgeving letten.

Enkele dialectnamen voor de huismus zijn boerenmus, pannenklutser, papmus en straatloper. Je bent een huismus als je liever thuis bent in plaats van de deur uit te gaan.

De huismus heeft veel natuurlijke vijanden. Omdat het zo’n kleine vogel is, is hij een makkelijk slachtoffer voor bijvoorbeeld de sperwer, kerkuil, kraaiachtigen en zoogdieren. Ook meeuwen en reigers krijgen regelmatig een huismus te pakken. Katten zijn grote vijanden van de huismus.

Spanwijdte: 20-25 cm.
Gewicht: 24-40 gram.
Lengte: 16 cm.
Nestgedrag: nestblijver
Winter: standvogel

Help de huismus

Het gaat al jaren niet goed met de huismus. De afgelopen decennia is het aantal huismussen meer dan gehalveerd. De oorzaken dat het slecht  gaat met de huismus is:

  • afname van broedgelegenheid, onder andere door renovatie en isolatie van oude woningen;
  • afname in voedselaanbod en minder groen in tuinen (waardoor minder insecten);
  • afname broedplekken doordat dakpannen minder toegankelijk gemaakt worden voor vogels.

Bijvoeren

Bijvoeren van de huismus kan het hele jaar door. Brood is daarbij NIET aan te bevelen, dat bevat teveel zout.

Wat wel: gemengd graan met gebroken maïs, vetbollen, pinda’s.
In de broedperiode: insecten (meelwormen).
En natuurlijk een lage schaal met water, vooral met droog en heet weer, hebben de huismussen water nodig. Ook om in te badderen, dus vervang het water zeer regelmatig om bevuild water te voorkomen (want daar kunnen ze ziek door worden).

Let op: hang geen vetbollen of zadenbollen met een netje eromheen in de tuin of op balkon. Heel vaak gebeurt het dat een vogel er met zijn nagels in blijft haken en niet meer los kan komen. Hij kan daarbij zijn poot breken of slachtoffer worden van een kat of ander dier.

Richt de tuin zo groen mogelijk in. Huismussen houden van dichte struiken waarin ze zich kunnen verschuilen voor andere dieren. Door het planten van fruitbomen kunnen de huismussen de insecten erop eten maar ook wat van het fruit zelf.

Huismussen broeden graag in kolonies. Daarom is er speciaal voor hen een nestkast ontworpen waarin meerdere nesten gemaakt kunnen worden. Door het ophangen van nestkasten (op schaduwrijke plekken in de tuin of op balkon) heeft de huismus meer plek om te broeden.

Wet en regelgeving

De huismus is een beschermde inheemse diersoort  op grond van de Europese Vogelrichtlijn en de Wet Natuurbescherming.

Waar komt de huismus voor?

De huismus komt in heel Nederland voor.

Kerkuil

Kerkuil

Kerkuil

De kerkuil is een prachtige verschijning met zijn hartvormige witte gelaat en zijn bijna goudkleurige veren. Ze zijn vooral ’s nachts actief en verblijven in schuren, holle bomen en andere plekken waar ze goed kunnen schuilen.

Direct naar de informatie die je zoekt:

Uiterlijk van de kerkuil

Het opvallendste is natuurlijk zijn gelaat met dat witte hart waar zijn donkere ogen goed te zien zijn. De rugzijde is goudbruin tot grijs gekleurd en gespikkeld. Een volwassen kerkuil kan tot 35 cm lang worden en heeft een spanwijdte van 80-90 cm. Hij weegt tussen de 4 en 5,5 kilo. Zijn staart is hoekig en zijn poten zijn bedekt met veren. Het vrouwtje is iets groter en zwaarder dan het mannetje. De mannen zijn minder gevlekt en bleker van kleur.

 

Wat eet de kerkuil en hoe komt hij aan zijn voer?

De kerkuil eet voornamelijk muizen (veldmuizen, spitsmuizen en woelmuizen) die hij op gehoor vangt. Hij eet 6-10 muizen per nacht. Soms eet hij een vogel. Jagen doet hij in de avond en nacht. Daarbij maakt hij vooral ondiepe vleugelslagen en vliegt hij rustig laag boven het land.

Kerkuilen slikken hun prooi in zijn geheel door. De onverteerbare delen (haren, veren, schedel, botjes) worden in de maag samengeperst en braakt de uil weer uit (een braakbal). De kerkuil braakt 1 à 2 braakballen per dag uit die tussen de 3 en 8 cm groot zijn.

Broedseizoen

De start van de broedperiode, hoeveel legsels er komen én of er zelfs wel een legsel komt, hangt af van hoe goed het gaat met de muizenstand. Als er veel muizen te vinden zijn dan legt het vrouwtje drie keer per jaar eieren. Een legsel bestaat uit 4 tot 10 eieren. Na zo’n 30 dagen komen de eieren uit. Het vrouwtje blijft op het nest zitten waken en het mannetje zorgt voor het eten. Kerkuilen wisselen niet van partner.

Broeden doen ze op een nest in een stal, kerktoren of verlaten gebouw waar ze snel in en uit kunnen vliegen en in de buurt van bossen en weilanden. Jongen van de kerkuil gaan, als ze wat groter zijn, op de takken van de boom rondom hun nest lopen. Het worden dan takkelingen genoemd. Het gebeurt regelmatig dat zo’n takkeling naar beneden valt. De ouders zorgen dan nog voor de kleine. Soms lukt het het uiltje om weer omhoog te klimmen, soms heeft het daar wat hulp bij nodig. Vooral als het dier gevaar loopt (veel honden of katten die er rondlopen) dan is het te overwegen om de uil weer hoog in de boom terug te zetten.

Typisch een kerkuil

Kerkuilen kunnen hard en spookachtig krijsen en blazen. Ze verdedigen zich met hun scherpe klauwen.

Spanwijdte: 85-98 cm.
Gewicht: vrouw 310-370 gram. Man 290-340 gram.
Lengte: 35 cm.
Nestgedrag: nestblijver (daarna nog wat weken een nestvlieder – takkeling).
Winter: standvogel

Help de kerkuil

In de jaren 60 waren er steeds minder kerkuilen. Dankzij het werk van de Stichting Kerkuilenwerkgroep Nederland is het aantal weer toegenomen. Sinds 2017 staat de soort niet meer op de Rode Lijst van Nederlandse broedvogels.

Wie buiten woont in een omgeving met weilanden en bossen, zou een nestkast kunnen plaatsen. Ook het aantrekken van muizen is dan aan te raden. De Stichting Kerkuilenwerkgroep Nederland kan hierbij adviseren en geeft ook op hun eigen website-informatie.

Wet en regelgeving

De kerkuil is een beschermde inheemse diersoort.

Waar komt de kerkuil voor?

De kerkuil komt in heel Nederland voor.[/et_pb_text]

Koekoek

Koekoek

Koekoek

De koekoek is een bijzondere vogel die vaker gehoord dan gezien wordt. Een uitgekookt beestje ook: moeder laat het bouwen van nesten, het uitbroeden van haar eieren en het grootbrengen van haar jongen aan anderen over. De koekoek staat op de Rode lijst.

koekoek

Direct naar de informatie die je zoekt:

Uiterlijk van de koekoek

De koekoek is een slanke vogel met spitse vleugels en een afgeronde staart. Hij is zo’n 32-36 cm groot, weegt rond de 110 gram en heeft een spanwijdte van 66 centimeter. Hij vliegt met rustige vleugelslagen waarbij de vleugels nauwelijks boven het lichaam worden geheven. Je treft hem vaak aan op paaltjes, prikkeldraad, uitstekende takken van struiken en boomtoppen.

De mannetjes zijn grijs met een blauw/grijze borst en kop. De witte buik met donker grijze bandering valt duidelijk op. De ogen zijn opvallend heldergeel. De aanzet van de snavel is ook heldergeel, de rest is donkergrijs.

De vrouwtjes zijn er in twee kleuren: de grijze variant die veel op een mannetje lijkt, maar waarvan de borst wat meer geel/beige is en een roestbruine variant die wat zeldzamer is. De ogen en snavelaanzet zijn lichtbruin, de rest van de snavel is grijs.

Een koekoeksjong heeft gele poten, het oog is donkerbruin en de snavelaanzet is heldergeel. Verder heeft het jong een witte vlek in de nek.

De koekoek heeft qua uiterlijk (vooral door de bandering op de buik) en de manier van vliegen veel weg van een sperwer. Het vrouwtje maakt daar ook gebruik van in het broedseizoen.

Foto’s: linksboven een mannetjes koekoek, rechtsboven een vrouwtje in grijstinten en linksonder een vrouwtje in bruintinten. Rechts onder het paren van twee koekoeken met daarbij duidelijk het kleurverschil tussen mannetje en vrouwtje. 

koekoek

koekoek

Jonge koekoek

Wat eet de koekoek en hoe komt hij aan zijn voer?

De koekoek foerageert voornamelijk op de grond en in struiken. Het is een insecteneter die voornamelijk leeft van rupsen. Ook de behaarde rupsen, zoals de processierups, gaan er goed in. Deze rupsen worden door andere vogels niet vaak gegeten doordat ze giftig zijn (door de melkzuur). De koekoek heeft hier geen last van door een extra beschermende laag in zijn maagwand. De haren komen er als een braakbal uit. Er komen steeds minder harige rupsen voor in de natuur door het gebruik van insecticiden en het verdwijnen van bloemrijke graslanden.

Soms vult de koekoek zijn maaltje aan met kevers, krekels, een sprinkhaan of oorworm. Een vrouwtjes koekoek eet meestal de eieren op van het nest waar ze haar eigen ei in legt.

Jonge koekoeken eten dat wat hun pleegouders ze geven. Zijn dit zaadeters, dan loopt het niet goed af met het jong omdat het insecten nodig heeft.

Broedseizoen

Koekoeken komen wat later naar Nederland dan de meeste vogels. Ze komen pas aan als de pleegouders van hun kinderen al een nest hebben gebouwd. De koekoek staat er om bekend dat het vrouwtje haar eieren in de nesten van andere vogels legt. Deze pleegouders worden waardvogels genoemd. De koekoek wordt ook wel een broedparasiet genoemd. De meest geplaagde vogels die als waardvogel worden ingezet zijn de kleine karekiet, heggenmus, graspieper, de witte en gele kwikstaart.

Het vrouwtje gaat pas over tot paring als ze nesten heeft gevonden waar ze haar eieren in kan leggen. Dat zijn altijd nesten van waardvogels waar ze zelf is grootgebracht. Een koekoeksvrouwtje dat is opgevoed door een heggenmus, zal dus haar eieren leggen in het nest van een heggenmus. De eieren die de koekoek legt lijken ook op de eieren van de waardvogel. Er zijn koekoekseieren aangetroffen in Nederland in wel 15 verschillende kleuren.

Het vrouwtje paart gedurende het broedseizoen met meerdere mannetjes. Ze wacht met het leggen van een ei totdat er in het nest al één of meerdere eieren liggen. Dit omdat de waardvogel anders doorheeft dat het niet haar eigen ei is. Het koekoeksvrouwtje wacht tot de waardvogel van het nest af gaat. Om de waardvogel af te schrikken vliegt ze ook vaak boven het nest. Doordat ze lijkt op een sperwer vliegt de waardvogel angstig weg. Het vrouwtje leg in slechts een paar seconden een ei en neemt er ook weer een mee van de waardvogel. Die eet ze vervolgens op.

Na 48 uur kan ze weer een volgend ei leggen in een ander nestje. Zo legt ze tijdens het broedseizoen tussen de 10 en 25 eieren. Dit is veel meer dan de meeste vogels dit tijdens het broedseizoen kunnen. Logisch, het kost haar totaal geen energie om de kleintjes groot te brengen!

Na zo’n 12 dagen komt het jong al uit het ei. Ondanks dat deze nog blind en naakt is, weet hij zijn nestgenoten binnen enkele dagen uit het nest te werken. Dit doet hij met een holte in zijn rug. Omdat deze heel gevoelig is, voelt hij of er vogels of eieren in het nest aanwezig zijn. Hij 

Het koekoeksjong is naakt en blind, maar werkt binnen enkele uren al de andere eieren en eventueel eerder geboren jonge vogels het nest uit. Dit doet hij met een holte in zijn rug: hij neemt het ei/jong op zijn rug en gooit deze zo het nest uit. Mocht er nog een jong zijn gemist dan verhongerd deze. 

De waardvogel vliegt de komende dagen af en aan met eten. Normaal gesproken zijn er meerdere bekjes te voeren, maar het koekoeksjong weet verschillende geluiden te produceren waardoor de ouders waarschijnlijk niet eens door hebben dat ze maar één jong hebben. Na zo’n 20 dagen verlaat het koekoeksjong het nest. Soms valt deze er gewoonweg uit omdat het nest te klein is. Vervolgens blijven de, veel kleinere, waardvogel-ouders het jong nog 2 à 3 weken op de grond bijvoeren. 

De volwassen koekoeken vertrekken begin augustus weer richting Afrika, hun ‘werk’ zit erop. De jongen volgen vaak wat later.

Een jonge koekoek in/op het veel te kleine nest van zijn waardvogel.

Een jonge koekoek wordt gevoed door zijn veel kleinere waardvogel. 

Typisch voor een koekoek

Het meest bijzondere gedrag van de koekoek is natuurlijk het broedgedrag. Door te werken met verschillende waardvogels kan de koekoek vrij veel eieren leggen.

Ondanks de hoeveelheid eieren die de koekoek legt, gaat het slecht met deze bijzondere vogel. Dit kan verschillende reden hebben. Zo wordt er meer met insecticiden gewerkt waardoor er minder rupsen zijn. Maar ook het trekseizoen van de waardvogels is veranderd: zij komen eerder naar Nederland waardoor de nesten al vol zitten en de eieren worden uitgebroed op het moment dat de koekoek er aan komt. De laatste jaren neemt het aantal wel weer toe. Verder neemt het landschap waar de koekoek van houdt (open landschappen) steeds meer af in Nederland.

 

Een klokkenmaker uit het Zwarte Woud liet zich rond 1730 inspireren door het geluid van de koekoek. Met de bekende koekoeksklok tot gevolg.

Broedparatisme komt bij meer dieren voor (vogels en insecten). Veel dieren dit dit gedrag laten zien, zijn naar de koekoek genoemd: koekoekshommels, koekoekswespen en de koekoekseend.

Als er tegen je wordt gezegd dat je ‘koekoek bent’ dan is dat geen compliment. Het komt van de Engelse uitdrukking to be cuckoo, wat inhoudt dat je achterlijk, niet goed snik bent.

En als iemand ‘dank je de koekoek’ tegen je zegt, dan hoef je niet op zijn hulp te rekenen. Dat betekent namelijk ‘mij niet gezien’.

Spanwijdte: 66 cm
Gewicht: 110 gram
Lengte: 32-36 cm
Nestgedrag: nestblijver
Winter: trekvogel. Begin augustus vliegt de koekoek naar Afrika. Hij keert dan in de tweede helft van april terug.

Help de koekoek

Omdat de kans op het tegenkomen van een koekoek in je achtertuin zeer gering is, kun je niet veel doen voor deze vogel. Woon je wat meer in het buitengebied, dan is planten van vlindervriendelijke struiken zeer gewenst (in verband met rupsen).

Wet en regelgeving

De koekoek is een beschermde inheemse diersoort en staat op de Rode lijst.

Waar komt de koekoek voor?

De koekoek komt door heel Nederland voor waarbij hij vooral zich voortplant in gebieden met open landschappen waar ook genoeg waardvogels zijn.

Koolmees

Koolmees

Koolmees

Het bekendste vogeltje van Nederland dat iedereen over het algemeen snel herkent. Met zijn gitzwarte kop en gele lijf is het een graag geziene gast in tuinen en op balkons.

Direct naar de informatie die je zoekt:

Uiterlijk van de koolmees

De koolmees heeft een zwarte kop met witte wangen en een geel lijf. Over de borst loopt een zwarte streep, de stropdas, die heel kenmerkend is voor deze vogel. De stropdas van het mannetje is breder en donkerder dan die van het vrouwtje. Mannetjes hebben ook meer zwarte veren tussen de poten en hun kop glanst meer.

 

Links een mannetjes koolmees met een brede streep (stropdas) en rechts het vrouwtje met een smallere streep.

De zwarte streep verschijnt bij jongen pas vaak in het najaar. Ze zijn ook wat valer gekleurd en hebben nog vaak ‘nestharen’ van die pluimpjes op hun kop.

Wat eet de koolmees en hoe komt hij aan zijn voer?

De koolmees heeft zich goed aangepast aan het leven in de stad: hij maakt dankbaar gebruik voor zijn eten van vetbollen, pinda’s en voedertafels die voor hem ingericht worden met zaden, pitten en meelwormen. Hij neemt kleine hapjes van zijn eten en neemt dit graag mee naar struiken en andere veilige plekken waar hij kan eten zonder aangevallen te worden.

Verder gaat hij zelf op jacht naar insecten, spinnen, larven, rupsen, zaden, fruit en noten (beukennootjes). Een koolmees eet zo’n 30 tot 40 kleine rupsen per dag, ook de eikenprocessierups. Veel gemeentes hangen daarom nestkasten bij eiken op zodat de koolmees kan meehelpen aan de bestrijding van deze rupsen.

De koolmees is groter dan alle andere mezen, dit maakt hem een stuk minder behendig en snel. Hierdoor foerageert hij meer op de grond, op zoek naar zaden.

Broedseizoen

Koolmezen bouwen hun nest graag in boomholtes. Omdat die nog amper te vinden zijn in tuinen, maken ze dankbaar gebruik van nestkasten. Ze vullen het nest met mos, droog gras, haar, wol, bladeren, takjes, zacht materiaal en veren.

Het vrouwtje legt, zodra het nestje klaar is, elke dag één ei. Ze legt in totaal tussen de 7-10 eieren (hoewel er ook nestjes met 15 eieren zijn gevonden). Pas als alle eieren zijn gelegd, dan begint ze met broeden. In de tussentijd krijgt ze van het mannetje haar eten. Koolmezen die gestoord worden tijdens het broeden blijven op het nest zitten en kunnen blazende geluiden maken ter afschrikking.

Na 14 dagen komen de eitjes uit. Beide ouders vliegen de hele dag af en aan om de kleintjes te voeren. Ze krijgen 40 tot 70 keer per dag een portie eten. Dat zijn tussen zonsopgang en zonsondergang 3 tot 5 porties per uur eten per vogeltje! Tijdens de eerste vijftien dagen van hun leven eten koolmezen al ruim 800 rupsen. Ze worden in die korte tijd dan ook maar liefst 20 keer zwaarder.

 

Om te voorkomen dat roofdieren door hebben waar het nest zich bevindt, nemen de ouders de ontlasting van de jongen mee om ergens anders weg te gooien. De ontlasting zit in een wit ‘zakje’ die makkelijk mee te nemen is.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Na zo’n 16-23 dagen kunnen de jongen het nest verlaten. De ouders blijven dan nog 2 à 3 weken bij de jongen en leren ze hoe ze zelf hun eten kunnen vinden.

Typisch voor een koolmees

Koolmezen kunnen hun gezang variëren. Door op verschillende plekken een ander liedje te zingen, denken concurrerende mannetjes dat het al druk bevolkt is en gaan ze het ergens anders proberen. Dit wordt het Beau Geste syndroom genoemd.

Door klimaatveranderingen staan bomen steeds eerder in bloei en zijn er ook eerder rupsen te vinden. Hierdoor krijgt de koolmees ook elk jaar eerder hun jongen.

Spanwijdte: 22-25 cm.
Gewicht: 15-20 gram
Lengte: 13-15 cm.
Nestgedrag: nestblijver
Winter: standvogel

Help de koolmees

De koolmezen hebben gebrek aan nestruimte, dus een nestkastje in de tuin is zeer gewenst. Hang het vooral niet in de volle zon.

Eten bijvoeren: op een voertafel of via noten/zaden bakken, vetbollen, etc. Pas alleen op: gebruik geen netjes, daar kunnen de nagels van de vogels in blijven haken en daardoor kunnen ze een poot breken of zijn ze een makkelijk doelwit voor roofdieren.

Wet en regelgeving

De koolmees is een beschermde inheemse diersoort.

Waar komt de koolmees voor?

De koolmees komt in heel Nederland voor.