Huismus

Ons bekendste vogeltje is op de RodeLijst beland. Dit komt omdat de afgelopen decennia het aantal huismussen met meer dan 50% is afgenomen.

Direct naar de informatie die je zoekt:

Uiterlijk van de huismus

De huismus is  zo’n 16 centimeter lang en weegt 24 tot 40 gram. Het verschil tussen het mannetje en vrouwtje is vrij goed zichtbaar: het mannetje heeft een grijze pet en wangen, een zwarte keel en borst, een zwart masker met een kleine witte stip achter het oog en een brede witte streep over zijn vleugels en een zwarte snavel. Hoe meer zwart op de borst, hoe dominanter het mannetje is in de rangorde.

Het vrouwtje heeft minder opvallende kleuren. Ze heeft een lichte streep achter haar ogen en is verder bruin/grijs gekleurd, ook haar snavel is licht van kleur.

Wat eet de huismus en hoe komt hij aan zijn voer?

De huismus is aangepast aan het leven in de stad: hij eet wat beschikbaar is. Het zijn vooral graan- en onkruidzadeneters. Granen als haver, tarwe en gerst hebben de voorkeur en voor het verteren eten ze vaak grit (kleine steentjes). Ze houden ook van variatie want ze eten ook bladeren van planten, pinda’s en fruit (bessen, appel). Jonge huismussen worden door de ouders gevoerd met insecten zoals bladluizen, vliegen en muggen.

Broedseizoen

Een mannetjes huismus start al in januari met het zoeken naar een plekje voor zijn nest. Hij zet dan, vrij slordig, een nest in elkaar en gaat vervolgens een vrouwtje lokken. Dit doet hij o.a. door in het nest te gaan zitten en geluidjes te laten horen van jonge huismussen. Heeft hij een vrouwtje aangetrokken, dan bouwen ze samen het nest af.

Het vrouwtje legt 4 tot 6 eieren die na 12 dagen broeden uitkomen. De jongen (nestblijvers) zijn dan nog naakt en blind en wegen slechts 3 gram. Ze worden door beide ouders gevoerd met insectjes. Afhankelijk van hoeveel insecten er zijn wordt er langer doorgegaan met het voeren van insecten. De jongen zijn dan groter en sterker. Als er weinig insecten te vinden zijn, dan krijgen de kleintjes al eerder plantaardig voer van hun ouders.

Na zo’n 14-17 dagen vliegen de jongen al uit. Ze worden dan nog wel een week of twee bijgevoerd door hun ouders. Het beeld van een groot jong wat met opengesperde bek om eten zit te bedelen is een bekend beeld. De ouders stoppen met bijvoeren zodra de snavels van de kleintjes hard genoeg zijn om zaden mee te pellen.

Per jaar worden er 2 tot 3 legsels grootgebracht, de broedperiode loopt door tot en met augustus.

Typisch voor een huismus

De huismus is een standvogel. Ze leven vaak in groepjes bij elkaar en doen zoveel mogelijk samen: eten, drinken en badderen. Zo kunnen ze op elkaar en de omgeving letten.

Enkele dialectnamen voor de huismus zijn boerenmus, pannenklutser, papmus en straatloper. Je bent een huismus als je liever thuis bent in plaats van de deur uit te gaan.

De huismus heeft veel natuurlijke vijanden. Omdat het zo’n kleine vogel is, is hij een makkelijk slachtoffer voor bijvoorbeeld de sperwer, kerkuil, kraaiachtigen en zoogdieren. Ook meeuwen en reigers krijgen regelmatig een huismus te pakken. Katten zijn grote vijanden van de huismus.

Spanwijdte: 20-25 cm.
Gewicht: 24-40 gram.
Lengte: 16 cm.
Nestgedrag: nestblijver
Winter: standvogel

Help de huismus

Het gaat al jaren niet goed met de huismus. De afgelopen decennia is het aantal huismussen meer dan gehalveerd. De oorzaken dat het slecht  gaat met de huismus is:

  • afname van broedgelegenheid, onder andere door renovatie en isolatie van oude woningen;
  • afname in voedselaanbod en minder groen in tuinen (waardoor minder insecten);
  • afname broedplekken doordat dakpannen minder toegankelijk gemaakt worden voor vogels.

Bijvoeren

Bijvoeren van de huismus kan het hele jaar door. Brood is daarbij NIET aan te bevelen, dat bevat teveel zout.

Wat wel: gemengd graan met gebroken maïs, vetbollen, pinda’s.
In de broedperiode: insecten (meelwormen).
En natuurlijk een lage schaal met water, vooral met droog en heet weer, hebben de huismussen water nodig. Ook om in te badderen, dus vervang het water zeer regelmatig om bevuild water te voorkomen (want daar kunnen ze ziek door worden).

Let op: hang geen vetbollen of zadenbollen met een netje eromheen in de tuin of op balkon. Heel vaak gebeurt het dat een vogel er met zijn nagels in blijft haken en niet meer los kan komen. Hij kan daarbij zijn poot breken of slachtoffer worden van een kat of ander dier.

Richt de tuin zo groen mogelijk in. Huismussen houden van dichte struiken waarin ze zich kunnen verschuilen voor andere dieren. Door het planten van fruitbomen kunnen de huismussen de insecten erop eten maar ook wat van het fruit zelf.

Huismussen broeden graag in kolonies. Daarom is er speciaal voor hen een nestkast ontworpen waarin meerdere nesten gemaakt kunnen worden. Door het ophangen van nestkasten (op schaduwrijke plekken in de tuin of op balkon) heeft de huismus meer plek om te broeden.

Wet en regelgeving

De huismus is een beschermde inheemse diersoort  op grond van de Europese Vogelrichtlijn en de Wet Natuurbescherming.

Waar komt de huismus voor?

De huismus komt in heel Nederland voor.